Er zijn heel wat redenen te bedenken om je keuken- en tuinafval níet zelf te composteren. Je houdt bijvoorbeeld van gemakkelijke oplossingen en voegt het keuken- en tuinafval gewoon bij het restafval dat je wekelijks op de stoep zet. Het resultaat? Het organisch afval – drievierde water – gaat dan hoogstwaarschijnlijk naar een verbrandingsoven waar het (water) verbrand wordt. Dit is duur. Ook jij betaalt daarvoor.
Een betere oplossing is de inzameling van groente-, fruit- en tuinafval (GFT). Wat je meegeeft, wordt dan in een GFT-installatie tot compost verwerkt. Prima, maar toch zal je ook voor die verwerkingswijze steeds vaker de kostprijs moeten gaan betalen.
Natuurlijk is je tuinafval ook welkom in het containerpark. Van hieruit vertrekt het dan verder naar de professionele groencompostering.
Misschien heb je kippen lopen of gebruik je het grasmaaisel en de andere plantenresten uit je siertuin gewoon als mulch om de bodem tussen struiken en vaste planten af te dekken. Nog een idee: haksel je snoeihout fijn en gebruik het als padbedekking. Een mulchmaaier versnippert het afgemaaide gras en verspreidt het opnieuw op het gazon. Dit zijn uitstekende oplossingen die het organisch materiaal en de voedingselementen heel snel terugbrengen daar waar ze thuishoren: in de bodem.
Toch blijft een compostvat of een compostbak in je tuin interessant. Wat doe je immers met bananenschillen of met de resten van kiwi en prei? En wat als je tijdens een warme, vochtige zomer toch te veel grasmaaisel hebt…?
Wat je in je tuin niet meteen een andere nuttige bestemming kan geven, composteer je best. Voor het eindproduct – de compost – zal je snel een heleboel nuttige toepassingen vinden. Je bespaart aanzienlijk op de kosten van vuilniszakken en het containerpark. En vooral: composteren is één van de meest boeiende werkjes in de tuin. Nergens zal je zoveel nuttig leven ontdekken, nergens zal je van zo nabij betrokken worden bij de natuurlijke kringlopen die het leven op aarde in stand houden. Leve het compostvat of de compostbak!
Tijdens het composteren zorgen micro-organismen en kleine ongewervelden voor de vertering van het afval. Breng verschillende materialen samen en creëer de geschikte leefomstandigheden voor bacteriën en schimmels, wormen, pissebedden, mijten en springstaarten. Behalve de voedingsstoffen die in je keuken- en tuinafval zitten, hebben zij net als wij water en lucht nodig. Daar zal je bij het composteren dan ook erg op moeten letten. Bij optimale omstandigheden wordt het leven in de composthoop zo intens dat de temperatuur gaat stijgen. Zelfs in een compostvat kan deze tijdelijk oplopen tot 50°C. Ziektekiemen en onkruidzaden zijn hiertegen niet bestand. Dat is één van de voordelen van composteren, net zoals de snelheid waarmee het proces verloopt. Op hooguit 9 maanden mag je compost verwachten die je zowel in een bloembak (verdund) als in de tuin kan gebruiken.
Als je van plan bent te composteren, begin er dan zo snel mogelijk mee. Elke dag uitstel betekent een verlies aan organisch materiaal en voedingselementen voor je tuin. Bezin echter voor je begint. Kies eerst het systeem dat bij je tuin past en bepaal de plaats waar je het best composteert. Het moment van het jaar waarop je start met composteren, heeft minder belang. Putje winter is niet echt aan te raden. De natuur en de afbraakorganismen zijn dan in rust.
Composteren vraagt wat ervaring. Een boekje alleen is niet voldoende om alle knepen van het vak onder de knie krijgen. Laat je daarom bijstaan door een compostmeester. Ga eens naar hem / haar luisteren en stel vragen op de demonstratieplaats "thuiscomposteren" van je gemeente. Het jaarlijkse "Weekend van de Compostmeester" tijdens het tweede weekend van juni biedt je daarvoor een uitstekende gelegenheid. Contacteer voor meer informatie de milieudienst van je gemeente of raadpleeg www.vlaco.be.
‘Groene’ materialen zijn materialen die van zichzelf weinig structuur bezitten, veel voedingsstoffen bevatten en meestal ook een hoog vochtgehalte hebben. Typische voorbeelden zijn grasmaaisel, groente- en fruitresten en dierlijke mest. Als je enkel groen materiaal composteert, zal je merken dat de boel snel gaat stinken. Als gevolg van het dichtslaan van het materiaal kan er geen zuurstof meer bij. Er ontstaan anaërobe omstandigheden en dat veroorzaakt stank. Van composteren is geen sprake meer.
Luchtige, stugge materialen zoals stro, houtsnippers, droge herfstbladeren en dorre stengels bevatten weinig voedsel en zijn vaak droog. Het zijn de ‘bruine’ materialen die structuur geven aan de compost. Zuiver composteren ze slechts langzaam. Stinken doen ze nooit. Een optimale compostering start met een goede vermenging van groen en bruin materiaal.
Wanneer je keuken- en tuinresten aan de compost toevoegt, zijn er twee aandachtspunten: wissel zoveel mogelijk bruin en groen materiaal af en tracht ze zo goed mogelijk met elkaar te mengen. Toegegeven, in de praktijk durft dat wel eens tegen te vallen. De kruiwagens grasmaaisel van gisteren mengen met de berg haagscheersel van vandaag… het is gemakkelijker gezegd dan gedaan. En nochtans, het versnelt de vertering aanzienlijk. Dé truc bij composteren is dan ook om geregeld – als het kan, een of twee keer per jaar – de volledige inhoud van compostvat of -bak om te zetten. Pardon? Maak het vat of de bak helemaal leeg en meng alles goed door elkaar. Bevochtig indien nodig of voeg integendeel extra bruin structuurmateriaal toe. Laat daarna een tweede of derde composteerperiode starten.
De afbraakorganismen hebben maar één doel voor ogen, namelijk het hele composteringsproces lang, zo actief mogelijk te blijven. Ze mogen dan ook niets te kort komen. Net zoals wij hebben ze drie essentiële zaken nodig: voedsel, lucht en water. Het mengen van groen en bruin materiaal is de manier bij uitstek om hen die te bezorgen. In het groene materiaal vinden de organismen voedsel en vocht. Het bruine materiaal brengt structuur in de compost en geeft vrije toegang aan de buitenlucht die rijk is aan zuurstof.
Ook wat het voedsel betreft, gaat de vergelijking met onze eigen behoeften goed op. Enerzijds bestaat dat uit energierijke voedingsstoffen: koolhydraten zoals suikers en zetmeel. De compostorganismen zijn ook in staat om cellulose en zelfs hout te verteren. Daarnaast moeten ze bouwstoffen opnemen: eiwitrijk materiaal met een hoog gehalte aan stikstof, fosfor en andere voedingselementen. Vooral in groene materialen zoals groente- en fruitresten of grasmaaisel vinden de afbraakorganismen snel energierijke producten en bouwstoffen. Het is precies omdat deze zo snel worden afgebroken dat ze als een pudding in elkaar zakken. De luchtdoorstroming wordt daardoor onmogelijk gemaakt en de boel gaat stinken.
Het is niet omdat de bruine materialen – dennennaalden, stro of houtsnippers – langzaam afbreken dat ze niet interessant zijn als voedselbron of waardeloos zijn voor de compost. Integendeel! Los van hun essentiële rol als verluchter van de compost, bevatten ze bouwstenen, bijvoorbeeld houtstof (lignine), die van onschatbare waarde zijn bij de opbouw van humus. Dit is dan weer belangrijk voor de bodemstructuur. Je zou kunnen stellen dat de stevigheid van de plant via de compost overgaat in de stevigheid van de bodem. De aanvoer van meer groen of bruin materiaal zal dus niet enkel invloed hebben op het composteringsproces zelf maar ook op de kwaliteit van de compost. De nadruk komt in het eerste geval meer te liggen op voedselrijke en bemestende eigenschappen, in het tweede eerder op bodemverbeterende kwaliteiten.
Opgelet: leg nooit een plaat of plastic rechtstreeks op de compost. Het verdampende vocht uit het midden van de compost condenseert tegen dit oppervlak en wordt opnieuw opgenomen, maar enkel door de bovenste laag compost.
Kruimelige compost met een laag vochtgehalte is licht en laat zich gemakkelijker verdelen tussen de planten.
De vuisttest
Het vochtgehalte van composterend materiaal kan je eenvoudig bepalen met de vuist- of knijptest. Let wel: het heeft geen zin deze test toe te passen op verse keuken- en tuinresten. Hoe ga je te werk? Neem een hoeveelheid compost in je hand en pers het samen in je vuist. Knijp stevig. Er kunnen nu drie zaken gebeuren.
Compost waar geen lucht bij kan, verstikt. Composteren is bij uitstek een aëroob proces. Zuurstof is absoluut noodzakelijk. Kan er geen zuurstof binnendringen in het composterend materiaal, dan schakelen de (overlevende) organismen over op andere (onvolledige) afbraakprocessen. Het resultaat: stank. Hieruit kan je meteen de vaste regel afleiden dat bij composteren stank gelijk staat aan te weinig lucht en te veel water. De oplossing bestaat er dus in extra bruin materiaal toe te voegen, zo snel mogelijk om te zetten en de beluchtingsstok vaker te gebruiken (bij het vat).
Je merkt snel als je het de compostorganismen naar de zin hebt gemaakt:
Composteren is een natuurlijk en levendig proces. De echte composteerders zijn de micro-organismen en de kleine ongewervelden. Samen werken ze aan de afbraak van de plantaardige en dierlijke resten die ze aangeboden krijgen. Hun samenwerking verloopt bijzonder complex. Hoe beter je ze begrijpt, hoe beter je ze kan sturen. Hieronder volgt een korte opsomming van de belangrijkste medewerkers. Alle compostorganismen leven ‘van nature’ in de strooisellaag van onze (bos-) bodems, tussen afgevallen bladeren, houtresten,... De luchtige compost is voor hen een ideale plek om zich in te ontwikkelen.
De belangrijkste afbraakorganismen, zowel in de bodem als in de compost, zijn de micro-organismen. Ze zijn zo klein dat je ze niet met het blote oog kan waarnemen. Micro-organismen zijn niet in staat om voedseldeeltjes in zich op te nemen. Ze verteren hun voedsel uitwendig met de enzymen die ze uitscheiden. Ze maken de afvalstoffen zacht – rot, vermolmd… – en de voedingsstoffen opneembaar. Ook de grotere afbraakorganismen varen hier wel bij. Ze kunnen zich makkelijker voeden met het vóórverteerde materiaal. De massa's snel aangroeiende bacteriën en schimmels zijn ook een favoriete voedselbron voor wormen, springstaarten en andere kleine ongewervelden.
Schimmels zijn als geen ander in staat om houtachtig materiaal te verteren. Deze afbraakschimmels of saprofyten zijn voor de plantenwortels volledig onschadelijk.
Anderzijds is het voor de micro-organismen een goede zaak dat mijten, miljoenpoten en andere knabbelaars met hun stevige monddelen het afval in kleine stukjes snipperen. Zo krijgen ze er zelf beter toegang toe. Zowel bacteriën als schimmels hebben heel wat vocht nodig om optimaal te kunnen werken. In tegenstelling tot de hierna vernoemde kleine ongewervelden zijn (bepaalde) micro-organismen erg goed bestand tegen hoge temperaturen. Het zijn trouwens de bacteriën en schimmels die door hun intense activiteit de temperatuur in de compost zo hoog doen oplopen.
Van alle compostorganismen springen de wormen zeker het meest in het oog. Vele composteerders ‘meten’ zelfs de kwaliteit van hun compost aan het aantal wormen dat ze erin terugvinden. Als liefhebbers van vochtig en voedselrijk materiaal leven en vermenigvuldigen ze zich immers precies onder die omstandigheden die ook voor de meeste andere afbraakorganismen ideaal zijn. Daarenboven hebben hun uitwerpselen precies die structuur die past bij het beeld van goed verteerde compost: donker en kruimelig. De kleine rode – soms oranje gestreepte – compostworm (Eisenia fetida) komt van nature voor in de strooisellaag van onze bossen, parken en tuinen. Maar hij heeft zich uitstekend aangepast aan het leven in de composthoop. Dit in tegenstelling tot de dauw- of regenworm (Lumbricus terrestris) die als diepgraver zelden of nooit in de composthoop voorkomt. Het heeft dan ook geen zin om regenwormen uit de grond te halen en in het compostvat te brengen. Ze duiken zo snel mogelijk terug de bodem in waar ze een uiterst belangrijke rol spelen bij het beluchten en draineren. Ze verbeteren ook de bodemstructuur.
Deze kleine, primitieve insecten zijn meestal wit en hebben zes poten en korte voelsprieten. Ze voeden zich met afgestorven plantaardig en dierlijk materiaal. Ze spelen een belangrijke rol in de afbraak van het organisch materiaal en in de voedselkringloop door het ‘begrazen’ van schimmels en hun sporen. Schimmels zijn in staat om voedingsstoffen te onttrekken aan moeilijk afbreekbare materialen zoals hout. Door zich met de schimmels te voeden, brengen de springstaarten de voedingsstoffen via hun uitwerpselen in de compost.
Deze spinachtigen hebben een lengte van 0,1 tot 3 mm en acht poten. Ze vermalen rottende bladeren, hout, schimmels en algen. Roofmijten eten andere mijten en springstaarten.
Dit zijn de enige op het land levende kreeftachtigen. Hun blauwgrijze of zwartbruine lichaam is 1 tot 2 cm lang. Ze ademen via sterk vertakte adembuisjes die uitmonden in een soort kieuwen die als witte vlekjes herkenbaar zijn tussen het laatste paar poten. De kieuwen en de ingeademde lucht moeten steeds vochtig zijn. Geen toeval dus dat we pissebedden terugvinden op vochtige plaatsen: onder stenen, tussen bladeren,... en dat ze vooral 's nacht tevoorschijn komen. In de compost treffen we pissebedden eigenaardig genoeg meestal aan in de drogere buitenkant. De pissebedden kunnen zich met hun log pantser immers moeilijk als een worm binnenin de vochtige compost wringen. Afhankelijk van het milieu waarin de dieren leven, voeden ze zich met rottende planten, resten van dode dieren of ander organisch materiaal zoals hout.
Deze afvaleters hebben een gesegmenteerd lichaam. De segmenten zitten dichter opeen dan bij de duizendpoot en bevatten elk twee paar poten. De miljoenpoot kan zich als een worm in de bodem graven. De vele kleine pootjes onderaan het lichaam helpen bij het wegwerken van de grond. De meest voorkomende miljoenpoot in onze bodems en compost is de zogenaamde witpoot: wormrond en ongeveer 3 cm lang. We vinden hem in de bodem vaak opgerold in een spiraal met de kop naar binnen.
Deze uitgesproken jagers bewegen zich snel en kronkelend doorheen de bovenste centimeters van de bodem, tussen de afgevallen bladeren en andere afgestorven plantendelen in de strooisellaag. Hun afgeplat lichaam komt hen daarbij goed van pas. Het laat hen toe weg te kruipen of achter een prooi aan te gaan onder een steen of een stuk loszittende schors. De duizendpoten vervullen als rovers een belangrijke functie in de voedselketen van bodem en compost. Door andere afbraakorganismen te verorberen brengen ze de voedingsstoffen via hun uitwerpselen opnieuw in omloop.
Schillen van citrusvruchten en ander
fruit
Net zoals alle fruitresten zijn ook schillen
van sinaasappels of uitgeperste
citroenen perfect composteerbaar.
Snij ze in stukken om de vertering te
versnellen. Laat je niets wijsmaken
over ‘te zuur’. De afbraakorganismen
weten wel beter. Vergeet echter niet
om bij dit uitgesproken ‘groene’ materiaal
telkens structuurmateriaal toe te
voegen.
Aardappelschillen en andere groenteresten
Onder de groenteresten zijn het de
aardappelschillen die wel eens voor
twijfel zorgen. Voeg ze gerust toe aan
de compost en meng er structuurmateriaal
bij.
Eierschalen
Gekneusde eierschalen vergaan sneller.
Ongekneusd zorgen ze voor luchtzakjes
maar je vindt later meer restjes
terug.
Doppen van noten
Bij kokosnoten gaat de vertering
uiterst langzaam. Van okkernoten vind
je na enkele maanden nog wel iets
terug. Doppen van hazelnoten, arachide-
en pistachenoten verteren probleemloos.
KeukenrolpapierPapier en karton bestaan uit cellulose en zijn vervaardigd uit hout. In kleine hoeveelheden verteert het probleemloos. Gebruik je compostbak echter niet als alternatief voor de inzameling van oud papier.
Etensresten en brood
Beperk je tot kleine hoeveelheden.
Wat tafelresten - bijvoorbeeld enkele
frietjes en wat appelmoes - toegevoegd
aan een vat dat goed werkt en
dat voldoende structuurmateriaal ontvangt,
kan echt geen kwaad.
Verwelkte snijbloemen
De stengels snij je best in stukken. Ze
brengen lucht in de compost. Ook
afgestorven potplanten mogen erbij.
Trek de kluit eerst zo veel mogelijk los.
Haagscheersel
Het knipsel van alle mogelijke haagplanten,
ook taxus, is zowat het beste
wat je compost kan overkomen.
Haagscheersel heeft zowel groene als
bruine kwaliteiten. De houterige stengel
zorgt voor beluchting, de fijnste
twijgen, blaadjes en schors zijn rijk
aan voedingselementen. Heb je veel
haagscheersel in één keer te composteren,
bevochtig het dan ruim.
Anders droogt het door de intense
compostering volledig uit.
Grasmaaisel
Grasmaaisel is groen materiaal bij uitstek
en je hebt er meestal vrij veel van
in een keer. Voeg het toe in dunne
lagen of meng het met structuurmateriaal
vooraleer je het in je vat of bak
gooit. Gras kan de compostering zo
fel aanwakkeren dat er broei ontstaat:
hevige opwarming gevolgd door uitdrogen.
Hou je compost in de gaten,
voeg zonodig water toe, hou de luchtigheid onder controle en zet tijdig om.
Zo zullen je bergen gras volledig verteren
en opgaan in het niets.
Versnipperd snoeihout
Versnipperde takken zijn een uitstekend
basismateriaal voor je compost.
Het hout brengt lucht in de compost
en de bladeren en schors zitten vol
voedingselementen.
Plantenresten uit moes- en siertuin
Alle teeltresten uit de tuin kunnen worden
gecomposteerd. Om de overbrenging
van plantenziekten via de compost
te vermijden kan je maar beter
alle regels goed opvolgen. Met het omzetten
van de compost en de daarmee
gepaard gaande temperatuurstijging
beperk je het risico aanzienlijk. Vrees
je toch voor overbrenging van ziekten,
breng de betreffende teeltresten dan
naar het containerpark. Ze zelf in de
tuin verbranden is wettelijk verboden
en erg milieubelastend door dioxineuitstoot.
Onkruid
Hetzelfde geldt voor onkruid dat in
zaad staat. Hun stengels en bladeren
zijn uitstekend compostmateriaal. Verwijder
zo goed mogelijk de aarde tussen
de wortels.
Stro en hooi
Stro is meer nog dan hooi een bruin
materiaal bij uitstek. In de landbouw
wordt het al vele eeuwen als structuurmateriaal
tussen mest gemengd.
Herfstbladeren en dennennaalden
De meeste herfstbladeren verteren
moeiteloos. Wat je niet als mulchmateriaal
(bodembedekking) kwijt kan tussen bomen en struiken, kan je verwerken
tot compost. Je kan ze ook opsparen
in een afzonderlijke bak of
mand om ze later te vermengen met
groen materiaal zoals keukenafval en
grasmaaisel. Vooral dennennaalden
en moeilijk afbreekbare bladeren zoals
notelaar, (Amerikaanse) eik, beuk,
tamme kastanje,… komen hiervoor in
aanmerking.
Mest van planteneters
Heb je een hamster of een cavia in
huis of enkele (dwerg)konijnen, kippen
of zelfs schapen in de tuin lopen? Hun
mest zal voor je tuin veel interessanter
zijn ná compostering.
Zaagmeel en houtkrullen
Zaagmeel moet je goed mengen met
het ander materiaal, het heeft vaak de
neiging om samen te koeken. Gebruik
het steeds in kleine hoeveelheden.
Houtkrullen of schavelingen zijn veel
luchtiger en kunnen als bruin materiaal
worden gebruikt. Gebruik geen schavelingen
van behandeld hout en wees
zuinig met houtkrullen van tropisch
hout.
Theebladeren en –zakjes
Koffiedik met (papier)filter
In snijbloemen en (tropische) groente- en fruitsoorten kunnen schadelijke stoffen voorkomen. Zowel op de schil als in de weefsels van de plant. Je compostorganismen breken een groot deel van deze stoffen af. Wil je ze volledig vermijden, koop dan onbehandelde producten.
Timmerhout en grof ongesnipperd
snoeihout
Dit afval verteert veel te langzaam. Als
je grof snoeihout onderaan een compostvat
of –bak gebruikt, zoals vaak
wordt aangeraden, zal dit je tijdens het
omzetten alleen maar hinderen.
Beenderen en dierlijk afval
Ze kunnen heel erg stinken en ongedierte
aantrekken.
Aarde en zand
Aarde en zand bestaan uit inert materiaal
en verteren niet. Schud alle grond
zorgvuldig van de wortels van onkruid
en andere planten voor je ze bij de compost
gooit. In grote hoeveelheden
remt grond - klei, leem of zand - het
composteringsproces af. Zelfs een
klein beetje aarde of zand vermindert
de kwaliteit van de compost.
Saus, vet en olie
Deze viscose materialen leggen een
"beschermende" laag rond het afval.
Ze vertragen het composteringsproces.
Uitwerpselen van honden en katten
Deze uitwerpselen hebben heel andere
kenmerken dan die van planteneters.
Ze laten zich minder goed
mengen met het ander afval en ze veroorzaken
geurhinder. Ze trekken ongedierte
aan en leveren een gevaar op
voor ziektes (vb. toxoplasmose).
Kattenbakvulling
Wegwerpluiers
Stof uit de stofzuiger
As van de open haard
Houtskool
Kunststof
Metaal en blik
Te dikke of te lange materialen kan je maar beter verkleinen. Dan kan je ze nadien gemakkelijker vermengen en wordt de oppervlakte vergroot waarop de afbraakorganismen werken.
Voor het versnipperen van snoeihout is een hakselaar het meest aangewezen. Gaat het maar over een paar takjes, dan kan het ook gewoon met een snoeischaar.
Resten van pompoen, overjarige aardappelen,... kan je met een spade te lijf gaan.
Composteren is een proces dat wíl gebeuren. De micro-organismen en hun sporen, aanwezig in de lucht en op het afval, wachten het geschikte ogenblik af om met de vertering van het organisch materiaal te beginnen. Een verhoogde vochtigheid en voldoende zuurstof zijn al genoeg om ze aan het werk te zetten. Wie voor het eerst gaat composteren en ongeduldig is, kan bij een buur of een compostmeester in de gemeente een emmertje halfverteerde en naar bosgrond geurende compost halen. Daar zit gegarandeerd alles in wat je nodig hebt: micro-organismen, wormen, springstaarten enz. Meng het bij je eigen halfverteerde compost nadat de temperatuur gezakt is. Anders bestaat het gevaar dat de wormen meteen sterven. Andere preparaten, starters en versnellers zijn totaal overbodig. Er bestaat een groot misverstand over het toevoegen van kalk bij compost. In tegenstelling tot wat vaak gedacht wordt, heeft compost - zelfs wanneer die te nat wordt en gaat stinken - niet de neiging om te verzuren. Integendeel, de pH (of zuurgraad) stijgt en de compost wordt basisch. De onaangename geur van verstikte compost is niet ‘zuur’. Het is in ons taalgebruik de gewoonte om onaangename dingen ‘zuur’ te noemen. Stinkende compost is niet zuur maar basisch! Kalk toevoegen is dus zinloos.
Is je tuin meer dan een paar honderd vierkante meter groot of is de hoeveelheid afval die je regelmatig in je tuin verzamelt te veel voor het compostvat, kies dan voor een compostbak. Of beter: voor compostbakken. Je zal er inderdaad minstens twee nodig hebben. Zo kan je de compost een keer omzetten. Nog beter is een reeks van drie. Twee keer omzetten levert immers compost op van nog hogere kwaliteit.
Bak 1
Reserveer je eerste bak voor de aanvoer
van vers keuken- en tuinafval.
Hoe beter de vermenging van groen
en bruin materiaal, hoe beter de start
van de compostering. Enkele dagen
na iedere nieuwe toevoeging, is het
volume alweer geslonken. Een optimale
vermenging is in de praktijk niet
altijd mogelijk. In de zomer heb je immers
een overmaat aan gras, in de
herfst te veel bladeren en bij het scheren
van de hagen voer je de ene vracht
scheersel na de andere aan.
Onvermijdelijk ontstaat in bak 1 dus een structuur van opeengepakte lagen waarbinnen de leefomstandigheden voor de afbraakorganismen allesbehalve optimaal zijn. Grijp je niet in dan zal het jaren duren vooraleer je hieruit (misschien) compost zal oogsten. Na enkele maanden aanvoer van keuken- en tuinafval raakt je eerste bak zo vol dat er echt niets meer bij kan. Laat je er niet toe verleiden om dan maar de tweede bak te gaan vullen! Omzetten is de boodschap.
Bak 2 De tweede bak is gereserveerd voor het resultaat van de eerste omzetting. Met de riek trek je de inhoud van de eerste bak duchtig uiteen. Dat lukt het best als je de voorkant van de bak eerst hebt verwijderd. Krab alles los, vermeng en verlucht én werp het resultaat in de tweede bak. Zelfs als je bij het vullen van de bak aandacht had voor een goede vermenging van bruin en groen materiaal, zal je merken dat het materiaal heel erg heterogeen is. De buitenkant is uitgedroogd door de wind, binnenin is misschien door broei een droge kern ontstaan en plaatselijk is het materiaal na een hevige regenbui misschien erg plakkerig geworden. Deze eerste omzetting is daarom het moment bij uitstek om je compost te controleren en om bij te sturen. Voeg structuurmateriaal toe als de vuisttest uitwijst dat het te nat is, vernevel er water over in geval dat het te droog is. Heb je het omzetten niet te lang uitgesteld en was de vertering nog niet echt ver gevorderd dan mag je je kort nadien verwachten aan een fikse opstoot van het composteringsproces. Je merkt het aan de opwarming van de compost. Een temperatuurstijging tot 50°C en meer is geen uitzondering. Mogelijks wordt het zo heet in je compost dat je je hand er niet kan in houden. Proficiat, je hebt de afbraakorganismen flink aan het werk gezet! Als je tijdens de eerste omzetting nog extra groen materiaal bijmengt, zal dat de temperatuur alleen maar ten goede komen.
Bak 3 Is omzetten de eerste keer vooral een kwestie van mengen, dan ligt de nadruk bij de omzetting naar de derde bak vooral op het verluchten. Het composteringsproces heeft ondertussen een hele weg afgelegd. Ook het structuurmateriaal is door de afbraakorganismen al aangevreten. De compost heeft zich "gezet" en een extra injectie van zuurstof is wenselijk. Voer de tweede omzetting uit, niet meer dan zes maanden (drie is nog beter) na de eerste en enkele maanden voor je de compost wil gebruiken. Dek de derde bak zeker af. In deze laatste fase wordt je compost best een stuk droger. Het zijn vooral schimmels die voor de afwerking zullen zorgen. In tegenstelling tot de bacteriën uit de beginfase werken de schimmels beter in iets droger materiaal. Ook het afrijpen en de bijhorende nitrificatie - omzetting van ammonium naar nitraat - verloopt er vlotter. Drogere compost heeft een meer neutrale zuurgraad (pH) en krijgt zijn gegeerde kruimelstructuur en typische bosgrondgeur. Ook voor jezelf is een droog eindproduct een stuk gemakkelijker. Droge compost is lichter en laat zich beter opscheppen, zeven en uitspreiden over de bodem. Een systeem van opeenvolgende bakken en omzettingen houdt in dat je de ene bak pas kan omzetten als de volgende leeg is. Zit er in bak 3 rijpe compost dan zal je die eerst moeten gebruiken voor je opnieuw kan omzetten. Het wordt soms wat schipperen en organiseren om compostgebruik, omzetten en ruimte creëren voor alweer nieuwe plantenresten op elkaar af te stemmen. Schakels sluiten is nu eenmaal een uitdaging die hoort bij het streven naar kringlopen in je tuin.
Als je compost stinkt, heeft dat te maken met slechte beluchting. Enkel omzetten of beluchten met de beluchtingsstok zal vaak niet volstaan. Voer een paar zakken houtsnippers aan uit het containerpark, droge bladeren uit een park of een pak stro en vermeng het intens met het plakkerig en stinkend materiaal. Voeg voortaan, samen met keukenafval of gras, een portie van dit bruine materiaal toe.
Als je na maanden composteren vaststelt dat (binnenin) je vat of bak nog helemaal geen vertering heeft plaatsgevonden, dan is de kans groot dat de inhoud te droog is of te veel uit enkel bruin, voedselarm materiaal bestaat. Zet de compost om en doe de vuisttest. Meng er zonodig een flink pak vers grasmaaisel, keukenafval of mest onder en/of bevochtig.
Heb je de compostering goed onder controle en zet je geregeld om dan zal je geen last hebben van ongedierte. Ligt je tuin langs een gracht waar ratten wonen, dan zullen die door je compost uiteraard niet weggejaagd worden. Je (eerste) bak langs de binnenkant afspannen met een stevig fijnmazig draadwerk, zal veel problemen voorkomen. Het is vooral de ongecontroleerde ‘mestput’ die ongedierte aantrekt. Keukenafval dat in een vat of bak snel verteert, is voor ratten en muizen niet meer aantrekkelijk. In compost die vaak wordt omgezet, zullen ze geen nesten maken.
Panikeer niet als je een mierennest ontdekt in je compost. Het zijn net zoals in een bos echte opruimers die hun steentje bijdragen tot de compostering. Ze zoeken meestal de droogste plaats op in de compost. Vaak is dat de verteerde compost. Zodra je die geoogst hebt en daarmee het nest definitief vernietigd is, is het probleem vanzelf opgelost.
Vliegen worden vooral aangetrokken door vlees en vis. Die kan je maar beter uit de compost weren. Voor heel wat composteerders vormen fruitvliegjes een behoorlijk probleem. Op zich zijn ze niet schadelijk. Hun kleine, onooglijke larven werken immers mee aan de afbraak van het organisch materiaal. Bij warm weer en wanneer je veel groente- en fruitresten composteert, kan hun aantal uitzonderlijk groot worden. Vooral als gebruiker van een compostvat kan je bij het openen ervan wel eens met een wolk fruitvliegjes geconfronteerd worden.
Voor heel wat composteerders vormen fruitvliegjes een behoorlijk probleem. Op zich zijn ze niet schadelijk. Hun kleine, onooglijke larven werken immers mee aan de afbraak van het organisch materiaal.
Wat je in je compost verwerkt, bepaalt in hoge mate de eindkwaliteit ervan. Voeg je overwegend keukenafval of mest en gras toe, veel groen materiaal dus, dan zal je compost veel voedingselementen bevatten. De zoutconcentratie zal hoog liggen en je zal bij het gebruik de compost moeten verdunnen. Het risico bestaat dat je compost op het einde vrij nat is en dat hij eerder weeïg dan naar bosgrond ruikt.
Composteer je echter veel haagscheersel en versnipperd snoeihout dan wordt je compost vooral interessant als bodemverbeteringsmiddel en bron van humus.
Minstens zo belangrijk als het materiaal is het composteringsproces zelf. Regelmatig beluchten, omzetten, bijsturen van de vochtigheid en afdekken zorgen voor een homogeen, goed uitgerijpt eindproduct. De vochtigheid ligt niet te hoog en je compost bevat veel waardevol organisch materiaal. De pH is neutraal. Er zitten weinig kiemkrachtige (onkruid)zaden in, het zoutgehalte is niet te hoog en de voedingstoestand is evenwichtig.
Enkele testen, die je gemakkelijk zelf kan uitvoeren, geven een goed beeld van de kwaliteit van je compost.
Neem in de loop van het composteringsproces en op het einde regelmatig wat compost in je hand en observeer. Zie je veel leven in het materiaal dan ben je goed bezig. Wormen, pissebedden, springstaarten en mijten maar ook witte schimmeldraden wijzen op een gezonde afbraakactiviteit. Compost met een weeë geur bevat onvoldoende zuurstof om een goede compostering mogelijk te maken. Rijpe compost ruikt naar bosgrond. Controleer de homogeniteit van je compost. Zitten er nog pakken halfverteerde bladeren, klitten grasmaaisel of samengekoekte aardappelschillen tussen dan moet je vaker omzetten en beluchten.
Naarmate de compost ouder wordt, wordt hij kruimeliger. Gebruiksklare compost is een mengsel van halfverteerde stukjes hout en blad met heel fijn kruimelig materiaal, de uitwerpselen van de wormen en andere compostorganismen. De vuisttest geeft een goed beeld van de structuur en de vochtigheid van je compost. Beide factoren zijn bepalend voor de kwaliteit van je compost. De ultieme test om te weten of je compost klaar is voor gebruik, is de zaaitest. Heel geschikt voor een zaaitest is tuinkers (cresson). Het kiemt snel en is erg gevoelig voor te hoge zoutconcentratie en onrijpe compost. Neem een platte schaal die je vult met vochtige compost. Zaai een gekend aantal zaadjes (bv. 100). Tel na enkele dagen het aantal kiemplantjes. Zaai een gelijk aantal zaadjes in een schaal met tuingrond. Vergelijk het resultaat. Een merkelijk lagere opkomst in de compost wijst op onrijpe compost. Vrees je dat het zoutgehalte van je compost vrij hoog is en wil je met die compost bloembakken gaan vullen of er groenten in voorzaaien, doe dan enkele weken op voorhand een test met verdunde compost en meng één deel compost met een of twee delen (pot)grond en/of zand.
Laat je niet afschrikken door deze voorzorgsmaatregelen. Ze zijn enkel bedoeld om je de kwaliteiten van je compost beter te leren kennen en je compost optimaal te benutten.
PARAMETER | GROENCOMPOST | COMPOSTVAT | COMPOSTBAK | |
---|---|---|---|---|
Vochtgehalte | % op vers gewicht | 35 - 50 | 68 | 63 |
Organische stof | % op droge stof | 27 - 45 | 46 | 40 |
Voedingsstoffen | % op droge stof | |||
Stikstof | (N) | 0.45 - 0.90 | 2.0 | 1.3 |
Fosfor | (P2O5) | 0.20 - 0.40 | 0.3 | 0.2 |
Kalium | (K2O) | 0.30 - 0.80 | 1.0 | 0.3 |
Magnesium | (MgO) | 0.10 - 0.40 | 0.2 | 0.2 |
Calcium | (CaO) | 0.45 - 2.30 | 1.4 | 1.0 |
Electrische geleidbaarheid (EC) | µS/cm | 750 - 1650 | 2000 | 860 |
Zuurgraad | (pH) | 7.5 - 9.0 | 8.0 | 7.5 |
Compost gebruik je in de eerste plaats om de bodem te verrijken met organisch materiaal. Het organische materiaal is het voedsel voor de wormen en ander bodemleven. Door het graven van gangen en het vermengen van het organische materiaal met de fijne gronddeeltjes die ze mee opeten, bouwen ze aan de humusrijke kruimelstructuur.
Dit maakt kleibodems lichter en beter bewerkbaar, zorgt ervoor dat zandgrond beter water vasthoudt en voorkomt grondverlies door water- en winderosie. De plantenwortels kunnen er zich goed ontwikkelen en vinden water, lucht en voedsel. Een andere eigenschap van een gezonde, kruimelige, humusrijke bodem is de zelfregeling van de zuurgraad. Elk type bodem heeft zijn eigen optimale zuurgraad. Door compost te gebruiken wordt die bereikt.
Een luchtige bodem heeft ook een beter isolerend vermogen. Overdag warmt hij weliswaar wat minder snel op maar ‘s nachts koelt hij ook minder af. Een gelijkmatige bodemtemperatuur is zowel voor de plantenwortels als voor de bodemorganismen bevorderlijk.
Het bodemleven beschermt op een actieve manier de plantenwortels tegen schimmels en andere parasitaire organismen. Al deze factoren leiden tot sterke en gezonde gewassen.
Gebruik je jonge compost met nog aardig wat halfverteerd blad, schors of stukjes stengel, dan zal het bodemleven, met de wormen op kop, er nog heel wat voedsel in vinden. Dit komt de bodemstructuur ten goede. De voedingsstoffen uit de compost komen in de loop van de volgende maanden langzaam maar zeker ter beschikking van de plantenwortels. Dergelijke jonge compost gebruik je best als bodembedekking of vermeng je hooguit met de bovenste centimeters van de grond. Geef je de compost in het najaar dan zullen in de herfst en vroege lente wanneer de zon de bodem nog wat warmte gunt, de bodemorganismen al volop met de structuuropbouw beginnen. Laat je je compost meer uitrijpen tot hij helemaal fijn en kruimelig is, dan zal er voor het bodemleven weliswaar minder werk overblijven maar komen de voedingselementen wel sneller vrij. Uitgerijpte compost kan je voor het zaaien en planten inwerken in de bodem en als basismateriaal gebruiken voor de bereiding van potgrond.
Uiteindelijk zal je zelf moeten ervaren hoe je de zelfgemaakte compost best in je tuin gebruikt. Zowel kwaliteit als gebruik verschillen immers heel erg van tuin tot tuin. De kwaliteit wordt bepaald door het ingangsmateriaal, het aantal omzettingen, de beheersing van het vochtgehalte, de weersomstandigheden enz. Het gebruik hangt dan weer af van het soort tuin dat je hebt, het bodemtype, je eigen ervaring als tuinier…
Heb je te weinig eigen compost dan kan je terecht bij de professionele GFT- en groencomposteerders. Hun producten worden gecontroleerd en gelabeld door de Vlaamse Compostorganisatie (Vlaco vzw). Meer informatie en adressen vind je in de brochure ‘Tuingrond verbeteren … met compost’ of op www.vlaco.be.
Of je de compost vóór gebruik zeeft of niet, hangt af van de grofheid van het ingangsmateriaal, van het gebruik dat je van de compost wil maken en vooral van je eigen appreciatie. Het grofste hout kan je meestal gewoon manueel uit de compost halen tijdens het openspreiden in de tuin. Onvolledig verteerde perzikpitten, doppen van noten of stukjes hout van pakweg een pink dik versterken het mulcheffect van je compost. Ze beschermen de bodem en het bodemleven tegen uitdrogen en tegen slagregen. Zal je de compost oppervlakkig in de bodem inwerken of voor de bereiding van potgrond gebruiken, dan kan je beter zeven. Hoe fijner de zeef, hoe fijner de compost. Een zeef met een maaswijdte van 2 cm levert compost op met nog kleine stukjes hout. Hij is best geschikt als bodembedekking. Kies voor een maaswijdte van 1 cm als je je compost oppervlakkig wil inwerken of gebruiken voor potgrond. Een zeef met maaswijdte 0,5 cm - het zogenaamde assenzeefje - levert compost op die je als zaaigrond kan aanwenden of voor het maken van perspotjes. De grove fractie - d.i. wat niet door de mazen van de zeef valt - hergebruik je als bruin materiaal in je nieuwe compost of breng je als mulchmateriaal (bodembedekking) aan tussen struiken en vaste planten.
De hoeveelheid compost die je op een bepaalde plek in je tuin best gebruikt is afhankelijk van:
Rijk bemest is niet steeds het best! Niet overal in je tuin is een rijke bodem even wenselijk. Op een schrale voedselarme bodem ontstaat spontaan een interessante plantengroei van wilde bloeiende kruiden en planten. Zij trekken op hun beurt een weelde aan van vlinders en andere insecten.
Bedenk dat ook onkruiden een stuk sneller groeien op rijke, bemeste grond. Je bespaart jezelf heel wat werk en tuinafval als je het gazon, de vaste plantenborder en de struiken in je tuin niet of slechts matig bemest. Meer bemesten leidt niet steeds tot sterkere, mooier bloeiende planten.
Potgrond
Plant je bloemen in een mengsel van één deel compost en twee delen gewone tuinaarde.
Gras
Werk bij de aanleg van je gazon 15 tot
25 liter rijpe uitgezeefde compost in
per vierkante meter. Wil je een weelderig
groeiend gazon, strooi er dan
jaarlijks een fijn laagje compost over
en werk het met de achterkant van
een rakel in tussen het gras. Vergeet
niet dat een bemest gazon ook meer
grasmaaisel oplevert.
Bomen, struiken en vaste planten
Vul het plantgat met een mengsel van
fijngezeefde, rijpe compost en tuingrond.
Breng jaarlijks een laag van
enkele centimeter grove halfverteerde
compost aan rond iedere plant.
Moestuin
In de groentetuin ga je heel gericht
bemesten. Dit doe je in functie van de
grondsoort in je tuin, je teeltwisselingplan
en de specifieke behoeften van
iedere soort. Het ‘Handboek Ecologisch
Tuinieren’ van Velt helpt je om je
compost daarbij optimaal te benutten.
Bovenstaand artikel is een extract uit de Brochure "Composteren in vaten en bakken" van de Openbare Afvalstoffenmaatschappij voor het Vlaamse Gewest.
Zo weet je meteen wanneer we onze producten bij je thuis kunnen leveren.
Geen resultaten gevonden voor
Lukt het niet? Selecteer hier jouw gemeente