Eenjarigen zijn planten die in hetzelfde jaar gezaaid worden, bloeien, zaad geven en daarna, veelal bij de eerste vrieskou, afsterven. Het zaaien gebeurt, naargelang de plant, in het voorjaar in bakken, waar ze beschut zijn, daarna onmiddellijk in de volle grond, als de plant het klimaat verdraagt. Voorbeelden van eenjarige planten zijn: vlijtig liesje, salvia, lobelia, petunia, ageratum, afrikaantjes, oostindische kers, strobloem, leeuwebek, kokardebloem, zonnebloem, violier, zinnia.
Tweejarige plantenTweejarigen komen tot bloei in de lente of de zomer van hun tweede levensjaar. U zaait ze uit in het late voorjaar of de zomer en plant ze uit in de herfst, waar ze de volgende lente - vroeger dan de eenjarigen - tot bloei komen. De winter brengen ze in de grond of in een kweekplaats door. Voorbeelden van de tweejarigen zijn: klokjesbloem, muurbloem, duizendschoon, vingerhoedskruid, violier, vergeet-mij-niet, hoornviooltje en driekleurig viooltje.
KiemenU kunt uitzaaien in de volle grond of in bakken. Respecteer 3 voorwaarden: geschikte bodem, warmte en vochtigheid. Zaad kiemt het best in bladaarde. Daarom wordt in de bak een mengsel van grove bladaarde, zand en turfmolm aangebracht. Er bestaat ook klaargemaakte zaai- en stekgrond in zakken.
SamenstellingOp de bodem van de bak legt u eerst een laag kiezels, tot ongeveer 1/3 van de hoogte van de bak. Daarna vult u de bak met het mengsel, tot op 1 tot 2 cm van de rand. Aldus zult u de zaadjes achteraf nog kunnen begieten en zullen de zaadplantjes niet meteen tegen de bovenliggende afdekplaat zitten.
ZaaienMaak de aarde effen met een plankje of de vlakke hand. Vervolgens strooit u het zaad uit, met een speciaal strooitoestel. Het zaad wordt bedekt met een laagje aarde ter dikte van het zaad. Enkel zeer fijn zaad wordt aangedrukt.
Voor grovere zaden kunt u vooraf met een potlood kleine voren maken in de aarde en de zaden daarna netjes op hun plaats drukken met de hand, op 3 cm van elkaar. Ook hier worden de zaden bedekt met aarde en wordt de aarde vervolgens geëffend.
VochtNa het zaaien, plaatst u de bak in een recipiënt met wat water, zodat de aarde in de bak opstijgend water kan opnemen. Eens het aardoppervlak vochtig, neemt u de bak eruit en dekt ze af met glas. Een houtspie tussen bak en deksel kan nuttig zijn om condensatiedruppels te voorkomen.
BesproeingDe bak wordt in een beschutte plaats gezet (bv. in een kas) waar de zaadjes genieten van warmte, en na het ontkiemen, ook van licht. Dek de bak af bij te hevige zon. Draai de glasplaat dagelijks (verluchting!) en maak ze schoon. Besproei de zaadjes met een fijne broes, ook wanneer de plantjes opkomen.
VerspenenZodra de plantjes twee blaadjes hebben, worden ze verspeend: de aarde voorzichtig opwippen en de plantjes uittrekken. De plantjes worden in een nieuwe bak op 3 à 5 cm van elkaar gezet. Maak plantgaten met een puntig houtje, laat de zaailingen erin zakken en druk de grond aan. Daarna water geven.
Verplaatsen naar bloembak / volle grondHoud de plantjes warm. Pas als ze in april goed aan de groei zijn, mag u ze nogmaals verspenen in stekpotjes of turfpotjes en in een koude bak zetten of in een onverwarmde, zonnige en goed verluchte kamer. Vanaf half mei mag u ze buiten zetten: liefst met de kluit erbij.
Direct in de volle grondAls u niet met bakken werkt, maar direct in de volle grond wil uitzaaien, bereidt u de bodem in de herfst voor. Spit de bodem, tot zo'n 30 cm diep. Voeg eventueel bodemverbeteraars toe of wijzig de samenstelling en structuur van de bodem. Op droge, schrale grond kunt u stalmest toevoegen.
Bovengrond bewerkenIn de lente volstaat het dan de bovengrond lichtjes te bewerken met de hark, ze te niveleren en stenen of wortels te verwijderen. Zorg dat de aarde goed verkruimeld is en voeg desnoods turf toe, vooral in het geval van zware (klei)grond.
Zaaien in de volle grondHet zaad wordt doorgaans op rijen gezaaid. Deze methode biedt het voordeel dat u straks bij het wieden, de zaadplantjes gemakkelijk kunt onderscheiden van onkruid. Heel kleine zaden worden vermengd met wat zand.
BesproeienDe zaadjes worden bedekt met een fijn laagje humus. Hark de zaadjes wat in, waarna u met de achterkant van de hark, de grond aandrukt en lichtjes, met een verstuiver, besproeit. Leg eventueel plastiek over de grond totdat de zaden ontkiemd zijn. Zo spoelen de zaadjes niet weg door de regen.
UitdunnenWaar ter plaatse gezaaid wordt, moet na het opkomen van de plantjes, worden uitgedund, d.w.z. dat de overtollige weggenomen worden. De voorgeschreven afstand tussen de plantjes onderling staat op de zaadpakjes aangegeven. Over het algemeen bedraagt deze 2/3 van de hoogte van de volwassen plant.
Vaste planten zijn, zoals de naam aangeeft, planten die de winter overleven en enige jaren op dezelfde plaats kunnen blijven staan. In de herst sterft het bovengedeelte weliswaar af, maar in het eropvolgende voorjaar zorgt het 'ondergrondse' gedeelte voor een nieuwe groei en bloei. Deze erg uitgestrekte familie gaat van planten voor rotstuinen tot de grotere soorten. Voorbeelden zijn: aster, margriet, fijnstraal, kokardebloem, lupine, phlox, zonneogen, gipskruid, ridderspoor, sleutelbloem, aubrietia, rudbeckia, guldenroede en sedum (muurpeper).
ZaaienVaste planten kunnen vermeerderd worden door zaaien, het nemen van stekken en door scheuren. Zaaien doet u zoals bij de tweejarigen: zaaien in lente of zomer en uitplanten in de herfst (jonge planten beschermen tegen strenge vorst). Deze techniek dient slechts voor een beperkt aantal variëteiten.
Stekken nemenStekken neemt u na de bloei van sterk ontwikkelde stengels. Kies de stevigste en trek ze van de hoofdstengel. De basis wordt ontdaan van zijn bladeren en in een stekpoeder gedoopt (dit bevordert het wortel schieten). Plant de stek in een bloempotje gevuld met een mengsel van zand en humus en geef het water.
DelenDelen geeft u volwassen plantjes, klaar om te bloeien vanaf het seizoen volgend op hun overplanting (lente of herfst). Steek een spade of een verplantschopje in de aarde en scheid een bosje planten af. Met de snoeischaar verwijdert u beschadigde en dode wortels. Daarna verplanten en water geven.
OpbindenVaste planten vragen weinig zorgen. Toch zult u hoge planten dienen op te binden met (bamboe)stokjes. Plaats de stokjes reeds bij het uitplanten. Voor het decoratief aspect is het soms beter 3 tot 4 stokjes te plaatsen rondom een groep planten en deze gezamenlijk op te binden.
StrobedEen strobed aanbrengen aan de voet van de planten, na een besproeiing of regenbui, is een goede manier om de bodem koel te houden. Tijdens het bloeiseizoen verhindert een strobed de ontwikkeling van onkruid. In de winter vormt het een extra bescherming tegen strenge winters.
OnkruidsverdelgingOndanks een regelmatige bewerking van de grond, zijn bepaalde onkruiden moeilijk te verdelgen (bv. winde en kweekgras). Om het onkruid met de wortel aan te pakken, spuit u bij windstil weer een herbicide op de bladeren zodat ze via het sap de wortels doodt. Zo vermijdt u de hele border te moeten bewerken.
Verwelkte bloemen worden verwijderd. Hierdoor wordt uitputting van de plant voorkomen en de bloei van nieuwe bloemen bevorderd. Tenzij u zelf zaden wilt nemen. Snijd de stengels af met een snoeischaar of een tuinschaar.
Bemesting en besproeingAangezien vaste planten jaren na elkaar op dezelfde plaats blijven, raakt de aarde uitgeput. Breng daarom elk jaar, voor de groei van de planten, meststoffen aan: lichtjes inrakelen of meesproeien met het waten. Het nevelsproeien in combinatie met een druppelaar aan de voet van de plant is ideaal.
BolgewassenBol- en knolgewassen zijn een aparte categorie van vaste planten. Ze onderscheiden zich door het feit dat een ondergronds orgaan ('knol'), waarin de noodzakelijke levensstoffen zitten opgeslagen, instaat voor de vernieuwing van de begroeiing, van het ene jaar op het andere. Als voorjaarbolgewassen vermelden we: krokus, anemoon, iris, hyacint, blauwe druifjes, sneeuwklokje, ranonkel, boshyacinth, tulpen en narcis. Tot de zomerbolgewassen behoren: begonia, gladiolen, bloemriet, dahlia, montbretia en lelie.
BodemBesteed aandacht aan het toevoegen van meststoffen, die de knol moeten toelaten zijn reserves aan te vullen, aan de strijd tegen insecten en aan het draineren van de bodem. Als de grond in de tuin kleiachtig is (zwaar en vochthoudend), plant u de knolgewassen op een laag zand.
DiepteEr bestaat geen vaste regel voor wat betreft de diepte van het planten. Doorgaans houdt men het bij 2 tot 3 maal de diameter van de bol. Als de knol te veel of te weinig onder de aarde zit, zal de bloei slecht en onregelmatig zijn. Op het bijhorende schema krijgt u een idee van enkele bolgewassen.
Voor het uitplanten maakt u gebruik van een bloembollenplanter. Maak de grond vochtig en maak met het plantijzer een plantgat. De bodem van het gat wordt bedekt met zand, indien nodig. Leg de bloembol in het gat.
Wortelknollen en -stokkenVoor wortelknollen en wortelstokken verschilt de planttechniek niet veel. Voor wortelstokken, die doorgaans in lijn of in groep gezet worden, graaft u een kleine geul uit. Wortelknollen moet u helemaal onderin het gat aanbrengen, zodat de robuuste wortels er goed op rusten.
Periodes van uitplantenVoor een lentebloei moeten de bolgewassen in de herfst (oktober-november) worden uitgeplant, voor een zomerbloei gebeurt dit in de lente. Sommigen kunnen eerst in een bak gekweekt worden in een mengeling van zand en turf, enkele weken voor het uitplanten, om de bloeiperiode te bespoedigen.
OpbindenBind hoog opgroeiende soorten op. Plaats stokjes in de grond bij het uitplanten van de bollen, wanneer u exact weet waar u ze hebt uitgeplant. Zijdelingse knoppen kunt u vastmaken om de groei van de eindknop te bevorderen. Verwelkte bloemen worden afgesneden. Laat het gebladerte evenwel intact.
Overwinteren in volle grond's Winters bewaart u in de volle grond alleen de bloembollen die de winter kunnen doorstaan. Voor sommige kunt u een winterbescherming voorzien (strobed), zoals bijvoorbeeld voor de lelie.
BeschuttenDe bollen die u niet in de grond laat zitten, zal u, wanneer de bladeren uitgedroogd zijn, uit de grond halen om ze te drogen. Verwijder de aarde die er aanhangt en breng ze onder in een droge, donkere ruimte (bijvoorbeeld op zolder) waar ze aan hun winterslaap beginnen.
Kas / Zaaibak / Binnen | |
Volle grond / Buiten / Koude bak |
Jan | Feb | Mrt | Apr | Mei | Jun | Jul | Aug | Sep | Okt | Nov | Dec | |||||||||||||
Afrikaan | ||||||||||||||||||||||||
Ageratum | ||||||||||||||||||||||||
Alyssum | ||||||||||||||||||||||||
Anjer | ||||||||||||||||||||||||
Aster | ||||||||||||||||||||||||
Begonia | ||||||||||||||||||||||||
Chrysant | ||||||||||||||||||||||||
Cineraria | ||||||||||||||||||||||||
Clarkia | ||||||||||||||||||||||||
Cosmos | ||||||||||||||||||||||||
Dahlia | ||||||||||||||||||||||||
Droogbloemen | ||||||||||||||||||||||||
Duizendschoon | ||||||||||||||||||||||||
Jan | Feb | Mrt | Apr | Mei | Jun | Jul | Aug | Sep | Okt | Nov | Dec | |||||||||||||
Gazania | ||||||||||||||||||||||||
Geranium | ||||||||||||||||||||||||
Gipskruid | ||||||||||||||||||||||||
Godetia | ||||||||||||||||||||||||
Goudsbloem | ||||||||||||||||||||||||
Hanekam | ||||||||||||||||||||||||
Juffertjein´tGroen | ||||||||||||||||||||||||
Klimmende-winden | ||||||||||||||||||||||||
Korenbloem | ||||||||||||||||||||||||
Lathyrus | ||||||||||||||||||||||||
Lavatera | ||||||||||||||||||||||||
Leeuwenbekje | ||||||||||||||||||||||||
Lobelia | ||||||||||||||||||||||||
Jan | Feb | Mrt | Apr | Mei | Jun | Jul | Aug | Sep | Okt | Nov | Dec | |||||||||||||
Lupine | ||||||||||||||||||||||||
Madeliefje | ||||||||||||||||||||||||
Muurbloem | ||||||||||||||||||||||||
Nemesia | ||||||||||||||||||||||||
Oost-Indische-kers | ||||||||||||||||||||||||
Papaver | ||||||||||||||||||||||||
Petunia | ||||||||||||||||||||||||
Phlox | ||||||||||||||||||||||||
Portulaca | ||||||||||||||||||||||||
Primula | ||||||||||||||||||||||||
Ridderspoor | ||||||||||||||||||||||||
Salvia | ||||||||||||||||||||||||
Scabiosa | ||||||||||||||||||||||||
Jan | Feb | Mrt | Apr | Mei | Jun | Jul | Aug | Sep | Okt | Nov | Dec | |||||||||||||
Scheefbloem | ||||||||||||||||||||||||
Sierkalabas | ||||||||||||||||||||||||
Slaapmutsje | ||||||||||||||||||||||||
Tabaksbloem | ||||||||||||||||||||||||
Verbena | ||||||||||||||||||||||||
Vergeet-me-nietje | ||||||||||||||||||||||||
Viooltje | ||||||||||||||||||||||||
Vlijtig Liesje | ||||||||||||||||||||||||
Ijsbloem | ||||||||||||||||||||||||
Zinnia | ||||||||||||||||||||||||
Zomerviolier | ||||||||||||||||||||||||
Zonnebloem | ||||||||||||||||||||||||
Jan | Feb | Mrt | Apr | Mei | Jun | Jul | Aug | Sep | Okt | Nov | Dec |
Kas / Zaaibak / Binnen | |
Volle grond / Buiten / Koude bak |
Zo weet je meteen wanneer we onze producten bij je thuis kunnen leveren.
Geen resultaten gevonden voor
Lukt het niet? Selecteer hier jouw gemeente